reflecties op literatuur, kunst, gevoel, architectuur, samenleving
reflecties op literatuur, kunst, gevoel, architectuur, samenleving
Het vierde Salon ging uitsluitend over literatuur en denken —
zoals we het eigenlijk vanaf het begin hadden bedoeld.
We begonnen bij de albatros zelf.
Niet de mythische, maar de biologische vogel:
een dier dat leeft waar water en lucht elkaar nauwelijks raken,
dat rond de wereld trekt zonder ooit een echte landplek te hebben.
Dat riep meteen de vraag op waarom wij ons zo gemakkelijk met hem vereenzelvigen
en bijna nooit met de matrozen.
Misschien omdat zijn hoogte ons aanspreekt,
en hun gelach te dichtbij komt.
Een nieuw lid vertelde dat ze dacht
dat dit een praatgroep zou zijn, zoals ze die kent in West-Vlaanderen.
Ze glimlachte toen ze zei dat het hier anders werkt,
maar dat we toch rond hetzelfde bewegen:
we spreken nooit rechtstreeks over onszelf,
maar onze gedachten verraden ons vroege contouren.
Van daaruit kwamen we bij de val.
Niet als straf, maar als gebeuren:
een vogel die daalt omdat honger sterker is dan waardigheid,
omdat gemak soms wint,
of omdat het verkeerde visje precies op het juiste moment glinstert.
Er werd voorzichtig geopperd
dat ook vernedering — de publieke, de kleine, de onverhoedse —
niet alleen pijn doet maar soms iets openmaakt
waar we anders niet zouden komen.
Iemand bracht familieopstellingen ter sprake,
en hoe mensen daarin elkaars verborgen rollen aannemen
zonder afspraak.
Dat maakte de stap naar authenticiteit bijna vanzelfsprekend.
Niet de grote versie van dat woord, maar de stille:
het vermogen om te blijven staan
wanneer een vroegere versie van jezelf wegvalt.
Er werd gezegd dat de albatros misschien moet leren leven
met zijn eigen onhandigheid.
Dat schoonheid niet altijd in hoogte zit,
maar soms in het moment waarop men niets meer kan verbergen.
Op dat punt kwam Cervantes in beeld.
Niet als geleerde verwijzing,
maar als iemand die een personage een spiegel gaf
waaruit het niet meer kon wegkijken.
Het idee dat Don Quichot op een bepaald ogenblik beseft
dat hij bestaat in de blik van anderen,
dat zijn verhaal al circuleert nog voor hij het begrijpt,
bracht een onverwachte helderheid:
dat wij allemaal, op een of ander moment,
de grenzen van ons eigen verzinsel tegenkomen.
Dat leidde vanzelf naar de meta-ingenieuze albatros:
de vogel die weet dat hij bekeken wordt
en toch probeert zijn eigen beweging te behouden.
Het was een zacht kantelpunt in het gesprek.
Pas daarna kwamen de concrete vogels.
De negen albatrossen die in eerdere salons waren ontstaan
werden nog eens genoemd —
niet als vaste figuren,
maar als gedachten die ons hebben geholpen te spreken.
De tiende, de Verkenner,
ontsprong spontaan aan een nieuw lid,
het salon had hem gevat.
En toen werd duidelijk dat er nog een elfde ontbrak:
de feminiene albatros,
de stem die tot nu toe impliciet bleef
maar ineens nodig was om het geheel te sluiten.
Tegen het einde waren we het opmerkelijk snel eens
dat het volgende salon aan Don Quichot wordt gewijd.
Niet uit bewondering alleen,
maar omdat het inzicht dat iemand geschreven is
en toch mens blijft
een onverwachte rust bracht.
Het verslag zelf is onvermijdelijk onvolledig.
Iedere gedachte splitste zich
in drie of vier andere gedachten
nog voor iemand ze kon vastleggen.
Misschien is dat precies wat Nieuw-Zuid mogelijk maakt:
een wijk die nog niet stolt,
die niet dwingt tot één verhaal,
en die daardoor ruimte laat
voor uiteenlopende interpretaties
die elkaar niet tegenspreken maar verruimen.
Wat bleef hangen is dit:
de val van een eigen beeld is geen einde,
maar een verschuiving in licht.
Een albatros die op het dek neerkomt,
hoe onhandig ook,
is niet minder waar
dan eentje die vrij boven de golven zweeft.
Soms wordt men pas mens
door even held af te zijn,
wanneer men even niet hoeft te passen in het verhaal
dat men dacht te moeten volgen.
Wanneer het hoofd vrij mag dwalen
en men voelt dat de rol die men draagt
niet altijd samenvalt met wie men is.
Op zo’n moment — klein, bijna onopgemerkt —
schuift iets in ons los,
alsof een personage heel even doorheeft
dat het niet enkel geschreven wordt,
maar ook zelf kan ademen.
In dat besef, dat niets oplost en toch verlicht,
ligt misschien de eenvoudigste waarheid:
dat onvolmaaktheid geen fout is,
maar een vorm van ruimte —
een plek waar men zichzelf weer kan bijbenen.
De man van La Mancha
18 December 2025
19H30-21H00
Schelde 21
